Lieve jongen, je weet dat ik je ongelooflijk graag zie. Maar... En nu komt het! (Onthoud: het soort zinnen die beginnen met "je weet dat iets positief, maar..." voorspellen weinig goeds.) Na negen maand, wordt het tijd dat je doorslaapt.
Tot nu toe had ik er weinig last van: jij lag dicht bij mij in je eigen bed, ik was in zwangerschapsverlof of met vakantie, 's nachts mocht je altijd bij mij drinken. Maar nu moet ik werken. Mijn hoofd erbij houden.
's Nachts zoveel wakker worden, echt, dat gaat niet meer. Dus ik leg je apart. Goed? In je spijlenbedje. Op de kamer van je zus. Je hoort haar geruststellende ademhaling. En ik kom je troosten indien nodig. Je krijgt je tuutje als je dat kwijt bent. Ik wrijf over je slapen om je te kalmeren. En je mag - om af te bouwen - 's nachts nog één keer drinken. Tussen middernacht en zeven uur 's morgens. Je hebt dan al avondmelk gekregen, soms aangevuld met een heus papje. En 's morgens krijg je ook nog borstjes als ontbijt. Heus, dat moet volstaan.
Afgesproken? Je hebt alle geknuffel gekregen, geef me nu mijn nachten terug.
Dikke zoen en tot morgenvroeg, je mama.